Rond 20 september 2018 ontving een aantal gewezen defensie-medewerkers een brief van het ABP. Namens de Staatssecretaris van Defensie kondigde het ABP daarin aan dat het ministerie besloten had om de wettelijke rente te gaan vergoeden over de nabetalingen die zijn gedaan op grond van de compensatie van het AOW-hiaat.

De ontvanger van de brief is een rechthebbende op de vergoeding, zo vervolgt de brief, en kan de vergoeding in september tegemoet zien. Op de betaalspecificatie van september staat inderdaad een eenmalige uitkering opgenomen, waarvan aangenomen mag worden dat deze de vergoeding van de wettelijke rente is.

Verder wordt in deze brief verteld dat er geen bezwaar mogelijk is tegen de inhoud van de brief. Wel tegen de betaalspecificatie. Verder wordt als een bijkomstigheid vermeld dat geen vergoeding van wettelijke rente gegeven zal worden over de (laatste) nabetaling die te zijner tijd zal plaatsvinden, namelijk die van 90% naar 100% van de gerechtvaardigde aanspraak.

Op basis van meerdere signalen ontstaat bij de VBM twijfel over de juistheid van de aangekondigde en betaalde vergoeding. Twijfel die gevoed wordt doordat op geen enkele wijze een onderbouwing van de berekening wordt gegeven.

De VBM is van mening dat de brief meer is dan wat het ABP daarin aangeeft. In de eerste plaats gaat het volgens de VBM niet meer over informatieverstrekking, maar is de brief zelf een beslissing, omdat daarin de geadresseerde wordt aangewezen als rechthebbende.
In de tweede plaats staat in de brief dat over een toekomstige nabetaling geen rentevergoeding zal plaatsvinden. Ook dat ziet de VBM als een beslissing.
Op zijn minst verwachten wij dat als zich te zijner tijd iemand zou melden met de vraag: “Krijg ik ook over de laatste nabetaling rente?”, de boodschap is: "We hebben het u toch al in september 2018 verteld. U bent te laat."

Kortom, de VBM verschilt van mening met het ABP.
U kunt bezwaar maken tegen de brief in plaats van tegen de betaalspecificatie. Door HIER te klikken komt u bij een standaard bezwaarschrift.
De VBM laat het wel of niet indienen aan de ontvangers van de brief over. Wij kunnen ons goed voorstellen dat sommigen vinden dat gerede twijfel weggenomen moet worden en dat zij van de bezwaarmogelijkheid gebruik maken. Anderen zullen de vraag “moet ik mij druk maken over een vergoeding van enige tientjes”, anders beantwoorden.

Zij die bezwaar maken en zeker op tijd willen zijn, geven we mee: de bezwaartermijn bedraagt 6 weken gerekend vanaf de datering van de brief.