De Uitkeringsregeling Chroom-6 Defensie is evenwichtig en in voldoende mate ruimhartig. Daarnaast sluit de regeling aan bij vergelijkbare regelingen en bij het aansprakelijkheidsrecht. Tot deze conclusies komt de Commissie Heerma van Voss in haar eindrapportage ‘Chroom-6 bij Defensie: Begrensde ruimhartigheid’, dat op 29 november aan de staatssecretaris van Defensie aangeboden werd. De commissie onderzocht de regeling, de verschillen tussen de zogenoemde POMS-locaties en de overige Defensielocaties en de mogelijke consequenties van een eventuele uitbreiding van de regeling.

RIVM

Naar aanleiding van de ophef die ontstond in 2014 over ziek geworden Defensiemedewerkers als gevolg van het werken met chroom-6-houdende materialen (zoals chroomverf en CARC) op de POMS-locaties, kreeg het RIVM opdracht om dit te onderzoeken. De POMS-sites waren vijf locaties in het zuiden en oosten van Nederland, waar tussen 1984 en 2006 opslag en onderhoud aan Amerikaans defensiematerieel plaatsvond. POMS staat voor Prepositioned Organizational Materiel Storage. De POMS vielen organisatorisch onder het Amerikaanse leger, maar het personeel was in dienst van de Nederlandse krijgsmacht of het betrof uitzendkrachten.

Defensie heeft erkend dat haar medewerkers in het verleden te weinig bescherming is geboden

Te weinig bescherming

Na een uitvoerig onderzoek heeft het RIVM de functies waarin blootstelling aan de giftige stof heeft plaatsgevonden benoemd en de aandoeningen vastgesteld die daaraan gerelateerd kunnen zijn (zoals longkanker, maagkanker en rhinitis). Op grond van dit onderzoek heeft Defensie erkend dat in het verleden haar medewerkers te weinig bescherming is geboden tegen gevaarlijke stoffen, in het bijzonder tegen chroom-6. In 2018 heeft de staatssecretaris van Defensie in overeenstemming met de vakbonden de Uitkeringsregeling chroom-6 Defensie in het leven geroepen. Deze regeling voorziet in uitkeringen en voorzieningen ten behoeve van personen die tijdens werkzaamheden voor Defensie zijn blootgesteld aan de gevaarlijke stof chroom-6.

In 2021 is op verzoek van de Tweede Kamer tevens een Commissie Uitkeringsregeling chroom-6 Defensie ingesteld. Aan deze commissie zijn drie opdrachten verstrekt. De eerste opdracht betrof het maken van een vergelijking van de Uitkeringsregeling met het wettelijk kader en vergelijkbare regelingen. Hierover is in een rapport in 2021 verslag gedaan. In het nu verschenen eindrapport is ook over de twee andere opdrachten gerapporteerd.

Ontevredenheid

De commissie concludeert dus zoals gezegd dat de regeling evenwichtig is en in voldoende mate ruimhartig.

De conclusies ten spijt: onder (oud-)medewerkers heerst ontevredenheid over de lange duur van het onderzoek en de smalle reikwijdte van de regeling zelf. De Commissie Heerma van Voss zegt dat de regeling niet bedoeld is om alle problemen definitief op te lossen, maar dat er bij duidelijke gevallen snel een uitkering verstrekt wordt. Daarnaast kan voor hogere of andere vorderingen een claim worden ingediend.

Causaal verband

Een van de uitgangspunten van de regeling is dat er sprake moet zijn van een causaal verband tussen een opgelopen ziekte en het werk. De Commissie concludeert dat aan dit uitgangspunt dient te worden vastgehouden, ook al is voor de ‘Tilburgse situatie’ een ruimere regeling getroffen. Het uitgangspunt sluit aan bij de algemene regeling van het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht.

Daarnaast valt het loslaten van dit criterium bij Defensie met haar veel grotere personeelsbestand en verscheidenheid aan functies moeilijker te rechtvaardigen. Dit zou talloze nieuwe afbakeningsproblemen en discussies in het leven roepen. Ook zou dit leiden tot rechtsongelijkheid ten opzichte van andere, soortgelijke situaties en tot onoverzienbare financiële consequenties kunnen leiden. De Commissie heeft er daarom begrip voor dat niet is gekozen voor een nog veel ruimere regeling waarbij óók een uitkering zou worden verstrekt in geval van aandoeningen die geen aantoonbare relatie hebben met chroom-6 of bij blootstelling aan chroom-6 waarbij (nog) geen ziekte is ingetreden.

Verbeteringen

De Commissie doet drie concrete aanbevelingen over de inhoud van de uitkeringsregeling.

De Commissie constateert dat de materiële schadevergoeding nogal eens onvoldoende is om de werkelijke medische kosten te dekken, vooral bij ernstige ziektes. Zij beveelt daarom aan de hoogte van het bedrag meer in verhouding te brengen met de daadwerkelijke medische kosten die niet op een andere manier worden vergoed.

Een vergelijkbaar probleem ziet de Commissie bij de uitkering voor nabestaanden. De uitkering staat niet in verhouding tot de kosten die worden gemaakt voor bijvoorbeeld de uitvaart. De Commissie beveelt daarom aan het bedrag te verhogen.

De uitkeringsregeling kent als voorwaarde dat iemand bij leven een aanvraag moet hebben ingediend. Is dat niet gedaan, dan heeft de nabestaande geen recht op de immateriële uitkering. De Commissie beveelt aan om die eis te laten vervallen.

De VBM wil meteen daarna met Defensie in overleg

Meer uitwerking en bekendheid

Daarmee is het laatste woord nog niet gezegd over ziektes als gevolg van het werken met andere gevaarlijke stoffen dan chroom-6. De Commissie stelt vast dat de nieuwe regeling voor beroepsziekten TSB voorlopig weinig zal oplossen voor Defensiemedewerkers. Daarom vindt zij het belangrijk dat opnieuw wordt gekeken naar de gevolgen van het werken met andere gevaarlijke stoffen bij Defensie. Het beleid ten aanzien daarvan behoeft meer uitwerking en meer bekendheid.

Vervolg

De minister heeft gezegd in januari met een reactie te komen op het rapport van de commissie Heerma van Voss. De VBM wil meteen daarna met Defensie in overleg over de aanbevelingen en hoe deze een goede invulling kunnen krijgen.

U kunt de hele eindrapportage HIER downloaden en lezen.

 

Tags