Word lid
In het arbeidsvoorwaardenakkoord 2021–2023 hebben Defensie en de vakbonden afgesproken dat deeltijdwerken voor militairen aantrekkelijker moet worden en beter moet worden geregeld. Het doel hiervan is om militairen – vooral in bepaalde levensfasen – beter in staat te stellen werk en privé in balans te brengen. Daarmee hoopt Defensie ook personeel te behouden dat anders zou kiezen voor een minder belastende baan in de burgermaatschappij.
Een belangrijk onderdeel van de afspraak was het herzien van de wet- en regelgeving rond deeltijdverlof, zodat de rechten en plichten van zowel militair als werkgever helder en eenduidig worden vastgelegd.
Sinds 2000 kunnen militairen al gebruikmaken van ‘onbezoldigd verlof in verband met deeltijdarbeid’ (deeltijdverlof). In de praktijk blijkt dit echter weinig zekerheid te bieden: het bevoegd gezag kan een aanvraag om uiteenlopende redenen weigeren of opschorten, bijvoorbeeld vanwege varen of oefenen, inzet en de voorbereiding daarop en (voltijdse) opleidingen. Daardoor weten militairen vooraf vaak niet waar ze aan toe zijn – ook niet nadat het verlof al is toegekend. Dat maakt het lastig om vaste privéverplichtingen aan te gaan, zoals kinderopvang of mantelzorg.
Om deze onzekerheid weg te nemen, zijn Defensie en de vakbonden onlangs nieuwe afspraken overeengekomen. Deze worden vastgelegd in het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR), onder andere in een nieuw artikel 87g.
Kern van de wijziging is dat het bevoegd gezag, op verzoek van de militair, kan besluiten gedurende een vooraf afgesproken periode géén gebruik te maken van de mogelijkheid om het verlof op te schorten. Dit geeft invulling aan ‘afspraak is afspraak’.
Het deeltijdwerken voor de militair blijft dus via deeltijdverlof geregeld, maar biedt nu meer zekerheid.
Elke militair die in de 26 weken voorafgaand aan de gewenste ingangsdatum in werkelijke dienst is geweest, heeft recht op deze vorm van verlof. Bij de beoordeling van de aanvraag kijkt het bevoegd gezag naar:
- de aard van de functie;
- de capaciteit aan inzetgereed personeel van de eenheid;
- het vaar-, vlieg- en oefenprogramma van de eenheid;
- de planning van de inzet van de eenheid.
Na een aanvraag stemt het bevoegd gezag samen met de militair het moment van ingang van het verlof af. Deze ingangsdatum ligt tussen het moment van de aanvraag tot uiterlijk drie jaar na de aanvraag. Als het verlof niet binnen de huidige functie kan worden verleend, kan een andere functie worden toegewezen. Hiervoor kan een overplaatsing nodig zijn, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de voorkeur van de militair.
De periode waarin het ingegane verlof niet mag worden opgeschort bedraagt eenmalig maximaal zes jaar. Deze periode mag worden opgeknipt in meerdere periodes van minimaal één jaar of een veelvoud daarvan tot eerdergenoemde zes jaar.
De nieuwe regeling treedt in werking op de dag na publicatie in het Staatsblad.