“De Olympische Spelen in Sochi zijn nog geen 4 jaar geleden. Nederlanders dronken een biertje met Vladimir Putin, want dat was nog een vriend. De Krim was niet geannexeerd, de MH17 was nog niet neergeschoten. Het conflict in Syrië was nog een intern conflict.”


Dat brengt luitenant-generaal Martin Wijnen, plaatsvervangend commandant der strijdkrachten, in herinnering tijdens de VBM Medezeggenschapsdag op 1 november jongstleden.

Wijnen: “De omgeving verandert enorm. Wars of choice worden  wellicht verruild voor wars of necessity. We kunnen ons maar heel beperkt richten op een stip op de horizon. Wie net als vroeger een stip op de horizon wil zetten met een termijn van 15 jaar, met een plan, bijbehorende materieelprojecten, etcetera, die draait u een rad voor ogen! We kunnen niet eens de volgende Olympische Spelen voorspellen, bij wijze van spreken.”

De bedreigingen zijn vele malen complexer dan vroeger, schets Wijnen. Dit heeft grote gevolgen voor het inrichten van de krijgsmacht. Een sterke en lompe krijgsmacht is niet meer van deze tijd. Analoog aan de theorie van Darwin: soorten die alleen maar lomp en sterk zijn, sterven uit. Soorten die zich snel kunnen aanpassen zijn de overlevers. De conclusie van generaal Wijnen: “We moeten sneller en wendbaarder zijn, andere types operaties kunnen uitvoeren en sneller inspelen op ontwikkelingen.”

Dit heet ook wel de ‘adaptieve krijgsmacht’. Een onderwerp waar tijdens de Medezeggenschapsdag lang over wordt gesproken. Wat moet er gebeuren voordat onze krijgsmacht adaptief is? Wijnen noemt een aantal ontwikkelingen.

Er wordt bijvoorbeeld gedacht aan de-centraliseren. Geef mensen meer verantwoordelijkheid, zodat we slagvaardiger worden in de regelgeving. P-bevoegdheden binnen de kaders van de rechtspositieregelingen kunnen weer de-centraal neergelegd worden.

Daarnaast moet Defensie voor oplossingen meer naar buiten kijken en gaan samenwerken. Dat is wel een cultuuromslag, erkent Wijnen: “Misschien moeten we ‘sourcing’ nog eens afstoffen?”

Krimptijd vs groeitijd

Sowieso moet er meer ruimte zijn voor trial and error, zeg t de generaal. “Probeer fouten te maken! Plannen duurt te lang, als we alles willen plannen zijn we te laat.”

Het huidige personeelssysteem is niet toereikend. Waarom kennen we naast instroom, doorstroom en uitstroom, geen ‘wisselstroom’, oftewel 5 jaar binnen/ 5 jaar buiten Defensie? Wijnen: “Het onderhoud aan voertuigen bij Scania zou door monteurs gedaan kunnen worden die tevens reservist zijn, in bredere zin. Het gaat bij een adaptieve krijgsmacht om beschikbaarheid van personeel en materieel en niet om bezit van personeel en materieel.”

Defensie kampt nu met te veel beperkingen en regels om de organisatie te sturen, vindt Wijnen. ”We moeten sneller kunnen manoeuvreren. Krimptijd is anders dan in groeitijd en al onze regels zijn ingericht op krimp. Elke euro draaien we 20 keer om, waarna we ‘m niet uitgeven. Daar moeten we afscheid van nemen. We komen uit 25 jaar reductie. Daar heeft iedereen enorm veel last van. U hoeft mij niet te vertellen hoe slecht mijn pc is, dat doet elke dag pijn.”

Welke rol is weggelegd voor de medezeggenschap bij het inrichten van een adaptieve krijgsmacht? Er zijn al pilots gestart en ‘seminars’ gehouden. Loopt de medezeggenschap nu al achter de feiten aan?

Wijnen erkent dat veel oplossend vermogen en innovatieve kracht doorgaans zit bij mensen die het werk doen. Hij ziet geen reden om te wachten en geeft aan dat hij er persoonlijk voor zal zorgen dat de medezeggenschap hierbij betrokken zal gaan worden.

Volgens Jacquelline Otto van ABN AMRO is inderdaad het belangrijk om medezeggenschap snel bij de plannen te betrekken. Otto vertelt als gastspreker over haar ervaringen met het participatiemodel medezeggenschap bij haar werkgever. Dat medezeggenschapsmodel kent naast raadsleden ook participanten.

Hoewel er natuurlijk verschillen zijn met de situatie bij Defensie, ziet Otto ook veel overeenkomsten. “Ook wij hebben het over adaptiviteit en wendbaarheid. Ook wij kennen een zware bureaucratie. Als je je niet aanpast aan je omgeving, word je een uitstervende dodo. Alle ontwikkelingen gaan razendsnel. “

Volgens Otto is het cruciaal dat de Medezeggenschap snel betrokken wordt. “Iedereen moet de ‘sense of urgency’ voelen om te veranderen. Ga aan de slag. Bedenk wat je zelf kunt en wie je nodig hebt om verandering in te brengen.”

Arbeidsmarkt

Volgens luitenant-kolonel Ernst Lobbezoo (Bureau Reservisten en Samenleving) moet de krijgsmacht niet alleen een antwoord op hebben op ontwikkelingen in de wereld, maar ook de uitdagingen van de arbeidsmarkt oppakken.

“De demografie wordt bepalend voor toekomst van alle werkgevers in Nederland”  zegt de overste. Met andere woorden: er zijn niet zo heel veel jongeren om te werven en er is op de arbeidsmarkt heel veel behoefte aan dezelfde kwaliteit mensen.

Volgens Lobbezoo moet Defensie samenwerking zoeken met andere partijen. Na een lange periode van krimp volgt nu een periode van groei. “We groeien financieel. Wat willen we doen? Als nu een oefening in gaan, lopen we na twee weken op ons tandvlees. Daar moeten we iets mee. Eerst de basisgereedheid op orde brengen. Dan herstel van de balans, de ‘teeth to tail’ ratio. Vervolgens de doorontwikkeling. De adaptieve krijgsmacht raakt hieraan. Hoe gaan we dat met elkaar doen? We moeten robuust en flexibel goed combineren. Daarvoor hebben we andere contracten nodig dan FPS1,2 en 3. In sommige andere landen zijn die al gebruikelijk. Een voorbeeld: mensen in de transportsector willen best dingen bij ons doen, maar niet als beroeps FPS 1-2-3. Zij willen wel op een andere manier aanklikken aan de defensieorganisatie.”

Er wordt gedacht aan een gecombineerd werkgeverschap.

Is er straks met al die reservisten geen sprake van een verdringingseffect? Met andere woorden: worden beroepsmilitairen vervangen door reservisten? Volgens Lobbezoo zal het juist gaan om een uitbreiding van functies. “Het is niet nodig om bang te zijn voor je job, maar … je moet wel willen veranderen!”

Een andere vraag is of het Defensie gaat lukken om  mensen te werven. Dit kost nu al grote moeite.  Volgens Lobbezoo is het potentieel groter dan je denkt. De keuze om níet naar Defensie te gaan, is niet zo’n bewuste keuze, redeneert hij. Zoals gezegd, mensen zijn volgens de overste best bereid werkzaamheden voor Defensie uit te voeren, als daar andere contractvormen voor zijn dan FPS 1,2 en 3. Voor burgerfuncties geldt dit overigens ook.

Tijdens de medezeggenschap wordt gediscussieerd over een aantal stellingen.

Stelling 1

Vanuit haar huidige status kan de medezeggenschap een (grote) organisatieverandering, zoals de (mogelijke) invoering van de adaptieve krijgsmacht, prima aan.

Reacties:
- Het BMD, dus de huidige regelgeving kan dit makkelijk aan.
- Vulling van MC’s is een probleem, kwantitatief en kwalitatief. Het is tijd voor een cultuurverandering: minder topdown. Medezeggenschap moet onderdeel zijn van de bedrijfsvoering en dit laat nog steeds te wensen over. MC’s moeten waar nodig kennis opdoen.
- De uitvoeringsafspraken (URD) kunnen een vertragende factor zijn als hier op een verkeerde manier invulling aan wordt gegeven.
- De rechtspositie van het betrokken personeel moet wel geborgd worden.
- MC’s moeten tijdig betrokken worden, al in de studiefase.

1b) Welke belemmeringen ervaar je en/of welke mogelijkheden zie je?
- De organisatie maakt onvoldoende gebruik van de medezeggenschap.
- Een adaptieve krijgsmacht moet snel kunnen schakelen. Bonden en MC’s moeten meer met elkaar oplijnen.
- Management moet ook achter de adaptieve krijgsmacht staan.

Stelling 2

Het standaard overlegmodel (getrapt mc’s en werkgroepen) zoals opgenomen in het Besluit Medezeggenschap Defensie voldoet prima en aan een ander model, zoals het participatiemodel ingericht bij ABN AMRO, is geen behoefte.

- We kunnen met het overlegmodel prima uit de voeten. Het model bij ABN AMRO met betrekking tot participanten spreekt wel aan. Is de moeite waard om te bezien.
- Probleem is zittingstijd en zittingsduur. Er zijn geen middelen beschikbaar (sociale media?) om de jongeren aan te spreken. MC’s moeten op zoek naar jong talent.

Verslagen worden niet of nauwelijks gelezen dus een andere manier van communicatie is hard nodig.
- 2 jaar zittingsduur is onvoldoende.

2b) Wat zou moeten/kunnen veranderen en/of waar moet niet aan getornd worden?

- De gelaagdheid is goed, maar de communicatie is niet goed, van CMC naar MC.
- Maak een schema van aftreden. Dat werkt verjonging in de hand. Het voordeel hiervan: planmatig verloop. Nadeel: dit ook direct gevolgen als je ook in TRMC/DMC/CMC participeert. Bij aftreden moet je dan een goede overgave/overname verzorgen.
- De MC is niet betrokken bij Defensiebrede projecten zoals Doorontwikkeling Krijgsmacht (DOKM). Er moeten mensen vanuit de MC worden afgevaardigd in deze projectgroepen.

2c) Hoe zou een ander participatiemodel, binnen de kaders van het BMD, eruit moeten zien?

- We hebben werkgroepen. Daar moeten we meer gebruik van maken
-Een participantenpool zoals ingericht bij ABN AMRO zou wellicht ook bij Defensie kunnen werken. Vanuit deze pool kan men expertise betrekken op projectbasis, maar dan wel met gebruik van instrumenten uit het BMD
- We moeten veel meer aandacht besteden aan communicatie en andere middelen benutten waar jonge mensen mee communiceren. Zowel horizontaal richting de eenheid als wel verticaal (DMC CMC).Defensie zou hierin moeten voorzien door de middelen ter beschikking te stellen(hardware, netwerk)
- Alles is nu te langdradig en traag. We kunnen dus niet snel schakelen


Voorzitter Jean Debie sluit de Medezeggenschapsdag af. Hij spoort medezeggenschappers aan om initiatiefrijk te werk te gaan. “Communiceer met elkaar, als de lijn niet ontvankelijk is, zorg dan dat de lijn ontvankelijk wordt. Zorg voor vroegtijdige betrokkenheid. Wil het beste team zijn en daaraan werken. Neem jongeren eens mee naar een overlegvergadering en laat deze jongeren terugkoppelen naar hun groep.”

Debie vervolgt: “De adaptieve krijgsmacht verspreidt zich als een olievlek over Defensie. Hoe kunnen we sneller veranderen? Als vakbonden gaan we dit ook op basis van rechtspositionele aspecten oppakken.”