Defensie maakt verboden onderscheid op grond van leeftijd. Dat stelt het College voor de Rechten van de Mens. Op 24 februari 2015 bevestigt de (meervoudige kamer van de) rechtbank in Zwolle dit oordeel. Daarom mag Defensie het wachtgeld voor een burgerambtenaar niet stopzetten als deze 65 wordt.

De rechtbank in Zwolle doet de uitspraak in een rechtszaak die was aangespannen door een lid van de Vakbond voor Burger en Militair Defensiepersoneel VBM, gesteund door Wil Louwerse, jurist van de VBM.
Defensie wil de wachtgelduitkering van een burgerambtenaar die is ontslagen tijdens de reorganisaties van de afgelopen jaren stopzetten op het moment dat deze ambtenaar 65 jaar wordt. Dat doet Defensie met een beroep op een artikel uit het Wachtgeldbesluit voor burgerambtenaren (artikel 17, eerste lid, aanhef onder a). Defensie voert daarbij aan dat dit nu eenmaal met de bonden overeengekomen is.
Maar de rechtbank laat geen spaan heel van dit verweer. Ook niet van het argument dat betrokkene – zoals Defensie stelt – toch zelf in zijn inkomsten kan voorzien. De rechtbank stelt dat het College voor de Rechten van de Mens in een eerder oordeel terecht heeft gesteld dat Defensie verboden onderscheid op grond van leeftijd maakt.
Ook het argument van Defensie dat de ABP-pensioenleeftijd op 65 jaar ligt, houdt geen stand. Die is per 1 januari 2015 gekoppeld aan de AOW-leeftijd.
De rechtbank wijst ook op het feit dat de regeling voor rijksambtenaren intussen al is aangepast.
Daarom vernietigt de rechtbank het besluit van Defensie om de wachtgelduitkering van de eiser te stoppen op het moment dat deze 65 jaar wordt. De rechtbank voorziet zelf in de zaak en bepaalt dat de uitkering pas stopt op het moment dat de eiser de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Kortom: een klinkende overwinning voor de juristen van de VBM!
VBM-jurist Wil Louwerse onderstreept in een reactie met name het belang van de uitspraak van het CvdRM. "Het VBM-lid is in het gelijk gesteld omdat de bepaling in het wachtgeldbesluit in strijd is met de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBLA) en het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). Het eerdere oordeel van het College voor de Rechten van de Mens is niet afdwingbaar en is daarom ingebracht bij (ook nog lopende) rechtbankprocedures. Het ministerie van Defensie heeft ter zitting betoogd dat voor een wijziging van de rechtspositie instemming van overlegpartners nodig is. De rechtbank negeert dat. Dat is logisch omdat de WGBLA en IVBPR dwingend recht zijn, waarvan je niet mag afwijken bij afspraak of gedogen door overlegpartners."
Tot nu toe was Defensie al drie keer in soortgelijke zaken – aangespannen door andere organisaties dan de VBM -in het gelijk gesteld. Maar in die zaken hebben de rechtshulpverleners nooit het aspect van leeftijdsdiscriminatie aangevoerd, zoals de VBM dat wel heeft gedaan.